Judo: Een spel van Kleuren

 

Maandelijks kunnen onze Judoka's stijgen in graad, hetzij een halve graad, hetzij een volledige graad. Wat zijn deze graden en streepjes? Hoe herken je de verschillende graden? Wie verzint dit systeem nu eigenlijk? Om een antwoord te geven op al deze vragen heb ik even het één en het ander op een rijtje gezet.

 

We dragen hem allemaal, de (gekleurde) obi, maar waarom eigenlijk? In eerste plaats om onze kledij netjes samen te houden natuurlijk, maar ook om ons niveau aan te geven. Voor elk niveau is er een andere kleur en voor de exacte volgorde moet je eens even spieken op de bijgevoegde foto. Hoewel we dit systeem als volstrekt normaal beschouwen, was het vroeger héél anders.

 

Voor de oprichting van de Kodokan in 1882 gebruikten de Japanse krijgskunsten een geheel ander systeem voor het toekennen van graden of niveaus. In het oude Japan gebruikte men het Menkyo-systeem. Als je lang genoeg geoefend had (doorgaans ettelijke jaren) om je sensei ervan te  overtuigen dat je een set technieken en vaardigheden onder de knie had, dan kon je een Menkyo (vergunning) in ontvangst nemen: een geschreven document als bewijs van je kunnen. Per moeilijkheidsgraad kon er een aparte Menkyo bestaan: beginner (Shoden), gevorderd (Chuden) en “geheim” of meester niveau (Okuden). Echter, dit systeem maakte het onmogelijk om niveaus te vergelijken tussen verschillende jutsu scholen.

 

Het was Jigoro Kano die het overzichtelijke Kyu/Dan systeem introduceerde in de krijgskunsten. Dit systeem werd voordien gebruikt om vaardigheidsniveaus aan te duiden in het populaire Japanse bordspel “Go”. Hierbij worden leerlingen opgedeeld in Kyu (“zonder ervaring”) en Dan (de échte leerlingen of leerlingen met niveau) groepen. Om het verschil voor iedereen duidelijk te maken voerde Kano uiteindelijk ook twee kleuren in: Wit en Zwart, waarbij wit stond voor zuiverheid en  zwart voor wijsheid en ervaring.

 

Het systeem van de gekleurde graden werd pas in 1935 ingevoerd door Kawaishi Mikonosuke die naar Parijs was gereisd om Europa het Judo aan te leren. Hij ondervond dat westerse mensen meer aanmoedigingen nodig hadden en een behoefte hadden om zich te onderscheiden van hun naasten.  Daarom introduceerde hij kleuren, elk met een eigen betekenis, om tegemoet te komen aan deze wens. Het is dit systeem dat door vele andere krijgskunsten, met name karate, werd overgenomen en waarop er ondertussen reeds enkele variaties en aanvullingen bestaan zoals het bij ons gebruikte “streepjes”-systeem.

 

De originele kleuren die Mikonosuke introduceerde waren Wit (reinheid), Geel (Zonlicht, een nieuw begin), Oranje (een zomerzon: warmer en sterker), Groen (een zaadje wordt een volwaardige plant), Blauw (de lucht, de plant groeit naar grotere hoogten), Paars (zoals een gekleurde zonsondergang: de voorbode van grote verandering), Bruin (de oogst, student wordt volwassen), Zwart (wijsheid). Aanvullend heb je nu ook de rood-witte (symbool voor bloed, zweet en tranen) en de rode gordel (heet metaal of hete zon, zie ook column over het Kodokan symbool). Afgezien van paars worden deze kleuren tot op de dag van vandaag gebruikt. De allerhoogste graad is uiteindelijk weer wit (12e dan) en werd enkel toegekend aan Jigoro Kano om zijn speciale betekenis voor het Judo te  benadrukken.

 

Met behulp van de bijgevoegde foto kan je nu snel uitmaken welk niveau elke Judoka heeft op de mat en met de aanvulling van de streepjes kan je meteen ook uitmaken hoe ver ze verwijderd zijn van hun nieuwe graad. Voor de schikking bij het groeten houden we echter enkel rekening met de kleuren en niet met het aantal streepjes aangezien ze geen werkelijke "graad" voorstellen.

Voor de eerste 5 Dan graden stelt zich een "probleem" aangezien je aan een zwarte gordel niet kan zien welke graad hij heeft. Hiervoor bedacht men een systeem waarbij men een extra label aanbrengt op de Judogi of Obi, maar dit wordt in praktijk nagenoeg nooit toegepast.

De reden is eenvoudig: vanaf een 1é Dan is een Judoka reeds zover doordrongen van de Judo-geest (respect, etiquette,...) dat de schikking geen probleem vormt. Ter herinnering: Sensei, Sempai of Kohai zijn begrippen die in het Japans niet noodzakelijk verband houden met de zuivere graad, maar ook met ervaring, leeftijd en verdienste. Door het ingebakken gevoel voor respect zullen deze gevorderde Judoka's zich steeds dusdanig schikken dat er geen conflict is.

Vaak laat men zijn graad niet gelden uit respect voor een oudere Judoka of voor een Judoka waar men erg veel respect voor heeft. Hierin schuilt de ware aard van het Judo: de gordel is slechts een materialisatie van je eigen afgelegde weg, een mijlpaal op je lichamelijke en spirituele reis. Het is op hoger niveau dan ook niet altijd een absolute maatstaf die een vergelijking tussen Judoka's mogelijk maakt.

 

Hopelijk biedt deze samenvatting een antwoord op jullie vragen. Voor  meer informatie kan je zoals steeds terecht bij onze trainers.